Kruisbestuiving :  Afrikanisten in de gemeentelijke collecties en het werk van Rhode Makoumbou

Ter gelegenheid van de Open Monumentendagen 2022, rond het thema ‘Sporen van de kolonisatie’, toont de gemeente Sint-Pieters-Woluwe enkele werken uit haar erfgoedcollectie.

Sint-Pieters-Woluwe heeft een bijzondere band met kunst, omdat veel kunstenaars er hebben gewoond en er hun atelier hebben gevestigd, zoals Emile Fabry, Philippe Wolfers, Arthur Dupagne en Fernand Allard l’Olivier.

De belangrijke tentoonstelling “Congo en de Belgische kunst” in 2003 was de gelegenheid voor een grote overzichtstentoonstelling over het Afrikanisme en de hier tentoongestelde werken werden toen verworven.

De vandaag tentoongestelde schilderijen en beeldhouwwerken betreffen de laatste periode van deze artistieke strekking, met een tweede generatie kunstenaars die tijdens de laatste jaren van de kolonisatie naar Congo reisden of er woonden.

De werken van de kunstenaars die in de kolonie actief waren, worden hier geconfronteerd met het werk van de hedendaagse kunstenares, Rhode Makoumbou, afkomstig uit Congo.

 

Rhode Bath Schéba Makoumbou

De menigte op de markt

Olieverf op canva 

 

148 x 99 cm

2014 

 

 

 

Geboren in 1976 in Brazzaville, Republiek Congo

 

Rhode Bath-Schéba Makoumbou is van jongs af aan ondergedompeld in de wereld van de kunst. Als dochter van de schilder David Makoumbou is zij al sinds haar jeugd vertrouwd met het atelier van haar vader. Het is echt aan het begin van de jaren negentig dat zij een artistieke leertijd begint om zich volledig aan de kunst te wijden.

Ze omschrijft zichzelf graag als een archiefkunstenaar van het culturele geheugen van Afrika in het algemeen en van Congo in het bijzonder. Haar werk, dat gericht is op thema’s die verband houden met het dagelijks leven, wil de laatste situaties en momenten vastleggen van een bestaan dat vervaagt ten gunste van een modernisering van de levensstijl. De plastische uitdaging bestaat erin een verslag te geven van een samenleving in mutatie en haar specifieke kenmerken zo dicht mogelijk te benaderen. Het gaat erom de toestanden van de hedendaagse maatschappij te herstellen door een genereuze en tedere blik op anonieme mensen, gevangen in hun dagelijks leven.

Zijn favoriete techniek is olieverfschilderen met een mes. Het gebruik van levendige en warme kleuren benadrukt zowel menselijke figuren als de natuur. Met het dit jaar geschilderde werk Le Passage en barque brengt de kunstenaar het evenwicht tussen menselijke activiteiten en de natuur optimaal tot uitdrukking.

Veel van het werk van Rhode Bath-Schéba Makoumbou is geïnspireerd op de traditionele Afrikaanse beeldhouwkunst. Inspiratie uit stromingen als het expressionisme en kubisme zijn ook aanwezig in haar werk.

Naast het schilderen maakt de kunstenaar sinds 2002 een aantal sculpturen in composietmateriaal (zaagsel en houtlijm op een metalen structuur) die dorpsambachten voorstellen die dreigen te verdwijnen.

Een van de meest opvallende werken van Rhode Bath-Schéba Makoumbou is het levensgrote beeld van Patrice Lumumba dat in 2018 werd gemaakt en in de Ravenstein Gallery wordt gepresenteerd. Het is een herinnering aan de onafhankelijkheidsrede die deze antikoloniale Congolese activist en politicus op 30 juni 1960 in Kinshasa hield.

Voor haar artistieke carrière heeft Rhode Bath-Schéba Makoumbou vele prestigieuze prijzen ontvangen, met name in 2012 de Grand Prix des Arts et des Lettres du Président de la République du Congo. In 2013 werd de kunstenaar door de president van de Republiek Denis Sassou-Nguesso verheven tot officier in de Congolese Orde van Toewijding.

 

 

 

 

 

Francine Somers

Gand 1923 –

 

Vrouwen in het blauw

Olieverf op canvas

1953

 

 

Als multidisciplinair kunstenares toonde Francine Somers al vroeg een artistieke aanleg. Haar vader, een juwelier en goudsmid, gaf haar haar eerste tekenlessen. Tussen 1936 en 1943 bezocht ze de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten in Gent, waar ze een gouden medaille behaalde. Haar artistieke opleiding in beeldhouwkunst en bas-reliëf werd voortgezet aan de academies van Leuven (1956-1958) en Etterbeek (1960). Van 1977 tot 1979 perfectioneerde ze ook haar beitelvaardigheden aan de Brusselse Kunstschool.

Haar artistieke ervaring met Congo vond plaats in het begin van de jaren vijftig. Zij woonde van 1951 tot 1954 in Goma aan de oevers van het Kivumeer. Deze verandering van omgeving had invloed op haar schilderkunst. Het licht dat zo eigen is aan Congo vernieuwde haar stijl : het gebruik van heldere kleuren, lijnen met duidelijke contouren en composities waarin de menselijke figuur centraal staat.

Het door de gemeente Sint-Pieters-Woluwe verworven werk “Vrouw in het blauw” is representatief voor het werk van Francine Somers, enerzijds door de keuze van het onderwerp en anderzijds door de behandeling ervan. De centrale figuur is op de rug afgebeeld, waardoor de voorstelling van het kledingstuk met zijn decoratieve plantenmotieven een prominente plaats inneemt.

Deze strak omkaderde voorgrond, geaccentueerd door het formaat van het doek, wordt nog versterkt door een effen achtergrond met twee vrouwenfiguren aan weerszijden. De ene draagt een kind op haar rug en de andere een dienblad op haar hoofd. Het gebruik van sobere, minerale kleuren, gecombineerd met een compositie waarin de drie figuren op elkaar reageren, met name door de blik van de vrouw met het kind, onthult de favoriete thema’s van de kunstenares, zoals moederschap en kindertijd, maar ook haar empathische kijk op de positie van vrouwen.

Naast deze thema’s hebben onderzoek en afbeeldingen van beweging en dans een belangrijke rol gespeeld in het werk van Francine Somers gedurende haar artistieke loopbaan. Tijdens haar verblijf in Congo, op uitnodiging van koning (Mwami) Charles Mutara van Rwanda, die haar werk waardeerde, bestudeerde ze traditionele dansen en zette ze om in een energieke en levendige stijl. Haar belangstelling voor dans en de weergave van beweging was een constante in haar werk, met een reeks schetsen in 1967 die de sfeer vastlegden van de repetities voor het Ballet du XXème siècle van Maurice Béjart in het Munttheater.

Haar talrijke schetsen en ontwerpen onthullen een ander aspect van haar werk, de kunst van de medaille. Gedurende haar carrière kreeg zij talrijke opdrachten voor gedenkpenningen, die herinneren aan Afrikaanse taferelen of persoonlijkheden. 

In de jaren 1950 en 1960 ontwierp ze ook talrijke affiches voor de Belgische Koloniale Loterij, nu de Nationale Loterij.

 

Marcel Pire 

Schaarbeek, 1913 – Opheylissem, 1981

 

Marktscene in Katanga

 

Inkt, gouache, potlood op opgeplakt papier

50x60cm

1956

 

De familie Pire omvat veel reizende artiesten. Vier generaties hebben de wereld rondgereisd, vooral in Afrika en Congo.

Marcel Pire, zoon van Ernest Pire en vader van Ferdinand Pire Ferdinand, studeerde aan de Brusselse Academie voor Schone Kunsten in de ateliers van Jean Delville en Alfred Bastien.

De naoorlogse periode in Congo bood interessante mogelijkheden voor kunstenaars. Marcel Pire, die aan het einde van zijn opleiding aan de Brusselse Academie voor Schone Kunsten een gouden medaille kreeg, nam deel aan tentoonstellingen in België en Frankrijk, met name in 1937 aan de Salon des Indépendants in Parijs. Vervolgens vertrok hij in 1951 op uitnodiging van de Union minière voor een artistieke missie naar Congo.

Tijdens zijn verblijf in Congo was hij behalve schilder ook journalist en schreef hij tussen 1952 en 1953 een reeks artikelen in de Mercure Africain.

Als schilder van stillevens en landschappen werkte hij in Bukavu aan de oevers van het Kivumeer. Zijn favoriete onderwerpen zijn voorstellingen van het dagelijks leven. Het werk “Scène de marché au Katanga” (Marktscène in Katanga), geschilderd in Oost-Indische inkt en gouache, toont een groep vrouwen in hun dagelijkse bezigheden. De verschillende houdingen, de contrasten in de kleding en de accenten van de witte gouache maken dit een bijzonder levendig tafereel, geschetst met een behendige lijn. De smaak voor kleur en overvloedige taferelen komt ook terug op het doek, waar de kunstenaar dol is op de verzadigde tinten van vrouwenkleding en waar zijn palet evolueert naargelang het heldere en schitterende licht dat in Afrika aanwezig is.

Marcel Pire is ook de auteur van een belangrijk werk over schilderkunst, gepubliceerd in 1965.

 

Ferdinand Pire

Brussel 1943-

 

De Congolese markt

Collage en gouache op gelijmd papier

50x60cm

1961

 

Als zoon van Marcel Pire, begon hij zijn artistieke opleiding bij zijn vader. Hij bezocht ook de Académie des Beaux-Arts in Brussel in de tekenafdeling en die in Kaapstad tot 1962. Zijn artistieke loopbaan werd gekenmerkt door talrijke reizen.

“De Congolese Markt”, geschilderd in 1962, is een werk uit zijn jeugd. Hij was pas 19 jaar oud toen hij dit werk maakte met de techniek van uitgeknipt en met gouache beschilderd papier. Het is een plastische herinterpretatie van de traditionele markttaferelen van de vorige generatie. De sterk gestileerde mensfiguren zijn opgebouwd uit geometrische elementen en willekeurige vormen waarbij kleur expressie geeft aan het geheel. Deze explosie van kleuren, evenals de inspringende en gefragmenteerde omtreklijnen van de elementen, dragen meer bij tot de weergave van een persoonlijke indruk dan tot een getrouwe of illusionistische weergave van de werkelijkheid.

Ferdinand Pire Ferdinands artistieke loopbaan werd voortgezet met onderzoek naar de eglomisé-techniek, een procédé voor het schilderen achter glas. Het plastisch en technisch meesterschap dat hij met dit medium verwierf, leverde hem in België en internationaal talrijke onderscheidingen en prijzen op.

 

Arthur Dupagne

(Luik, 1865- Brussel, 1961)

 

Piroguier

Bronzen

43x72cm

2e derde van de 20e eeuw

 

 

 

 

Als zoon van een smid begon Arthur Dupagne zijn artistieke loopbaan  met avondlessen beeldhouwen aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten van Luik.

Toen hij in 1927 in Congo begon te werken als industrieel ingenieur voor de Société Internationale Forestière et Minière du Congo, raakte hij geïnteresseerd in de plaatselijke beeldhouwkunst. Tijdens zijn verblijf in Tshikapa bestudeerde hij het houtwerk van de etnische groep ‘Tchokwe’ observeerde en perfectioneerde hij zijn stijl. Onder de indruk van de plaatselijke technieken en puttend uit zijn eigen technische kennis en wetenschappelijke opleiding, stelde hij monumentale werken voor die kracht en macht uitstralen. Zijn werken, die vaak worden omschreven als laat-classicistische art deco, weerspiegelen een context waarin de nadruk ligt op een positieve voorstelling van de koloniale onderneming.

De decoraties voor de Wereldtentoonstellingen van New York in 1939 en Brussel in 1958 zijn bedoeld om de gunstige veranderingen die de kolonisatie teweeg heeft gebracht in het dagelijks leven te illustreren. Dit aspect, dat de koloniale onderneming voorstelt als een mars van vooruitgang met een beschavend doel, komt ook tot uiting in de keuze van de door de kunstenaar behandelde thema’s. Zijn belangrijkste projecten betreffen immers officiële opdrachten op het grondgebied van Congo, zoals het monument voor de dragers in Matadi, het monument ter gelegenheid van de 50e verjaardag van de spoorwegen of het heroïsche standbeeld van Morton Stanley bestemd voor Léopoldville.

Naast de monumenten en de grote decors bestaat het werk van Arthur Dupagne uit een autonoom beeldhouwwerk met meerdere voorstellingen van de Afrikaanse mens. Een van de steeds terugkerende thema’s van de kunstenaar is dat van de peddelaar. Kenmerkend voor zijn beeldtaal zijn krachtige lichamen, waarbij de individualiteit van het model uitgewist wordt en dus de eigenheid genegeerd wordt. Het ontpersoonlijken van de lichamen is geïnspireerd op het klassieke repertoire. De modellering van de lichamen wordt gekenmerkt door een geslaagde synthese tussen verwijzingen naar de oudheid en een sterke stilering van het geheel.

De hier voorgestelde peddelaar wordt afgebeeld op het moment van actie, gevangen in de inspanning, de spieren gespannen, hij verankert een stereotype waarin technische vooruitgang nog niet aanwezig is.

Dupagne’s artistieke carrière begon pas echt bij zijn terugkeer naar Brussel, hij nam deel aan talrijke tentoonstellingen, waaronder een retrospectieve in Tervuren in 1954. Hij is een productief beeldhouwer en zijn werk omvat meer dan 350 opgenomen gedocumenteerde stukken.

 

Verder gaan in Open monumentendagen